feb
De afgelopen tijd viel er veel regen in Nederland en in de rest van Europa. Zelfs zoveel dat we bij de grote rivieren nu hoogwater hebben. In sommige gebieden zelfs zoveel dat de waterschappen daar het water moesten wegpompen. En dat terwijl in andere gebieden de grondwaterstanden nog te laag zijn door de droge zomer. Hoe kan dat?
Het klinkt natuurlijk niet logisch: er is een groot deel van het jaar een watertekort en als er dan regen valt en hoogwater is op de rivieren, wordt het afgevoerd. Toch zijn daar een aantal verklaringen voor.
1. De regen valt niet altijd op de juiste plek.
Helaas laat regen zich niet sturen. Zo kan het gebeuren dat er wel regen valt in een gebied waar al voldoende water is, terwijl er geen regen valt in een gebied waar het water nou juist wél nodig is.
Dat is precies wat er nu gebeurt: er valt veel regen in het westen en noorden waar de (grond)waterstanden al hoog zijn en waar geen droogteproblemen zijn; om droge voeten te houden moest het teveel aan water daarom worden afgevoerd.
En dat terwijl het oosten eigenlijk nog te droog is. Het oosten heeft ook niks aan het water in het westen, want het ligt hoger en daardoor kan het water er niet naartoe stromen.
2. Water stroomt niet naar boven.
Hetzelfde geldt voor het water dat ons via de grote rivieren, zoals de Rijn en de Maas, bereikt. Ook dat stroomt logischerwijs naar lagere punten. En bereikt daarmee dus niet het hoger gelegen en droge oosten.
3. Het lijkt alsof er veel regen is gevallen, maar dat valt wel mee.
Het najaar van 2020 was relatief warm en pas laat in december viel er veel regen. Verspreid over het hele winterseizoen regent het niet bovengemiddeld veel. Er blijft geregeld regen nodig om een goede buffer op te bouwen voor het komende droogteseizoen.
4. Waterschappen werken aan nieuwe manieren om het water te beheren.
De waterschappen hebben zich de afgelopen eeuwen vooral bezig moeten houden met het afvoeren van te veel water. Hierdoor is ons land leefbaar geworden. Maar door de droogte moeten de waterschappen nu op een andere manier gaan werken: in plaats van water snel afvoeren, moeten we water langer en beter vasthouden. Dat vraagt dus een nieuwe manier van werken en het land inrichten. Dat kost tijd. Toch nemen de waterschappen al allerlei maatregelen. Dat doen ze door:
• Waterpeilen maximaal te verhogen (met als risico dat de kans op wateroverlast toeneemt);
• Te werken aan een gezonde bodem die water als een spons vasthoudt;
• Waar nodig sproeiverboden af te kondigen, waardoor bijvoorbeeld boeren hun land niet meer mogen besproeien in droge tijden;
• Afspraken te maken met grote waterverbruikers, zoals boerenbedrijven of industrie, om zuiniger met water om te gaan.